Memorieboek van Egbert Wijers Jzn (1798-1869)

Toelichting


Auteurs

In april 1833 begon Egbert Wijers Jzn “bouwman in den Grooten Emmer onder Steenderen”, zoals hij zich op het titelblad noemt, met het maken van aantekeningen in een memorieboek. De eerste zeven bladzijden betreffen overigens 1809 t/m 1832 (overgenomen uit een ouder boek?), pas op p.8 begint Egbert met het “heden” (=1833). Hij zette dit voort tot kort voor zijn dood in 1869 op de Heeckerenskolk.
Daarna is het boek in bezit gekomen van zijn zoon Harmen Otto Wijers (1825-1895) die, na een korte onderbreking, het maken van notities weer opneemt in juni 1874 (p.206). Zijn aantekeningen lopen door tot in het voorjaar 1895; hij overlijdt in september daaropvolgend. Daarmee komt het boek ten einde. Alleen de familiegegevens worden nog door verschillende hand aangevuld, als laatste door kleinzoon Hendrik Jan (1871-1950) in 1914 (p.207).

Transcriptie

Het memorieboek bleef goed bewaard in de familie Wijers en is thans in bezit van H.O.F. Wijers te Steenderen. In 1989 maakte wijlen J.A. Zandvliet te Amersfoort fotokopieën van het 240 bladzijden omvattende boek. Hij stelde deze welwillend ter beschikking aan wijlen H.J. Wijers te 's-Gravenhage, vader van schrijver dezes. De voorliggende transcriptie is gebaseerd op deze fotokopieën.

Opm: De transcriptie is nog niet volledig. Sommige pagina’s zijn nog niet uitgewerkt, andere zijn onvolledig of nog niet gecontroleerd. Bij tijd en wijle verschijnt een verbeterde versie op het web.
Opm: Voorzien is dat van elke pagina een scan beschikbaar komt. Dit project vergt nog enige tijd.

Korte biografie

Egbert Wijers Jzn (1798-1869) was in 1817 zijn vader Jan Gerrits Wijers opgevolgd als pachter van de Grote Emmer. Hij exploiteerde deze boerderij tot 1856. In dat jaar droeg hij het bedrijf op de Grote Emmer over aan zijn jongste zoon Jan Hendrik Wijers (1830-1892) en ging wonen op de Heeckerenskolk. Deze boerderij had hij reeds in 1824 aangekocht en sinds 1829 geëxploiteerd naast de Grote Emmer. Op deze boerderij woonde sinds 1851 reeds Egbert’s dochter Jenneken na haar huwelijk met Evert Addink (p.211). Egbert, die in 1849 weduwnaar was geworden toen zijn vrouw Berendina Addink aan de cholera bezweek, trok dus in bij zijn dochter en schoonzoon. Na zijn overlijden op 27 maart 1869 komt het boek in bezit van Harmen Otto Wijers die toen reeds enkele jaren pachter was van de boerderij Spaansweerd. Op deze boerderij, generaties lang bewoond door de familie Addink, trouwde hij in door zijn huwelijk met Jenneken Addink in 1855. Deze Harmen Otto verhuist vervolgens in 1884 met vrouw en vijf kinderen naar de Heeckerenskolk (p.211). Het Memorieboek verhuist mee en zal door de volgende generaties op deze boerderij zorgvuldig bewaard blijven.

Onderwerpen

Om een indruk te krijgen van hetgeen vader Egbert en zoon Harmen Otto in 240 bladzijden behandelen, kan men eerst hun eigen bladwijzer doornemen.

– Boerenbedrijf: verkopen

Op pp.69-76 staan overzichten van de verkopen van achtereenvolgens “paardens”, “koorn”, “koejens”, “ossens”, “verkens” en boter. Op p.77 culmineert dit in een overzicht van zijn verkopen in de periode 1823-1856. Daarin zijn niet de verkopen van “hooigras” en “koorn op den Heeckerskolk” meegenomen (pp.75-76). Niet duidelijk is waarom Egbert voor dit laatste een separate boekhouding voerde.
De belangrijkste inkomstenbronnen zijn ossen en koren, samen gemiddeld 60% van de verkopen op p.77. De gegevens per product zijn samengenomen in twee overzichten van verkopen met en zonder de opbrengsten op pp.75-76.

– Boerenbedrijf: reconstructie besteedbaar inkomen

De pacht is over lange tijd constant. Er is een forse verhoging van ƒ2.100 naar ƒ2.750 in 1850, gevolgd door een verlaging naar ƒ2.215, maar toen werden hem “19 bunders van 't beste weiland afgenoomen” (p.136).
De “Heeckerskolk” koopt hij zelf in 1824 voor ƒ8.050 (p.137). Hoe hij dit gefinancierd heeft, is niet duidelijk. Was het spaargeld?
Het besteedbaar inkomen is te reconstrueren uit het verschil tussen verkopen en pacht. Merk op dat nergens sprake is van belastingen. De gegevens over de waarborg voor runderen (p.55 e.v.) en over de schade aan de paarden p.67 zijn buiten beschouwing gelaten.
Dit levert twee reconstructies, met en zonder de opbrengsten van pp.75-76.

– Boerenbedrijf: waarborg voor runderen

Een curieuze administratie is die van de waarborg voor runderen (pp.55-66) die Egbert van mei 1823 tot mei 1857 voert.
Het geeft inzicht in de aantallen runderen op de Grote Emmer. Dat zijn er zo'n 55 tot 75, verdeeld over “melkoene”, waarvoor de inleg 1 gulden is, “ossens” à 75 cent, “eenwinters” à 50 cent en “kalver” à 25 cent (zie overzicht van aantallen per soort). Samen levert dat een inleg van ƒ35 tot ƒ47 per jaar.
De schade is zeer wisselend. Zware klappen krijgt hij in 1830/32, voorts in 1836/37, 1845/46 en 1852/54. De rente loopt daardoor op van een bescheiden creditrente in de eerste jaren naar uiteindelijk ƒ40. De inleg blijft echter over meer dan 35 jaar constant laag. Er zijn geen bijstortingen. De inleg is daardoor ontoereikend om voornoemde klappen te compenseren. Begint hij het eerste jaar met een positief saldo (“hout over”) van ƒ35, aan het eind is er een negatief saldo (“koomt tekort”) van ƒ1.193 (zie overzicht van het saldo ). Wie dat financiert, wordt nergens duidelijk. Toch is het niet alleen maar een rekensommetje op papier, zo blijkt uit drie kanttekeningen (pp.64 en 66) over schade die “niet berekend (kan) worden”.

– Reizen

Alle reizen zijn dienstreizen: bezoeken aan markten. Op p.75 vertelt Egbert dat hij als 14-jarige (met zijn vader?) in november 1812 naar Hoorn is geweest om koeien te kopen. Hij bezoekt Hoorn ook in de dertien daaropvolgende jaren en komt voorts in Hilversum (1828-1831) en Alkmaar (1837-1840) voor koeien, en in Leeuwarden (1813), Ameide (1827) en Oost-Friesland (1840) voor paarden. Een intrigerende vraag is hoe hij zijn aankopen in de Grote Emmer krijgt, maar daarover schrijft hij nergens.

– Water

Zeker in de tijd dat vader Egbert boert op de Grote Emmer, 1817-1856, heeft hij direct te maken met de waterstanden van de IJssel. Zijn landerijen zijn met grote regelmaat overstroomd en hij doet daar niet dramatisch over. Blijkbaar is een beetje water ieder jaar heel gewoon.
Op p.54 staan de waterhoogten in de overstroomde weilanden van de Grote Emmer in de periode 1809-1856; op p.53 de data waarop de bouwlanden overstroomden in der periode 1820-1867.

– Brand

Van de vier elementen boeit, naast het water, het vuur Egbert het meest. Hij beschrijft grote branden elders, waarover hij las in de krant. Zelf lijkt hij niet getroffen te zijn, noch zoon Harmen Otto, in 1893 wel HO's schoonzuster Gerritje Beker (p.227).

– Weer

Het weer in vroeger tijden is uitvoerig beschreven door Jan Buisman in Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen, Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, Deel 1: (van 763) tot 1300, ISBN 90-5194-075-0; deel 2: 1300-1450, ISBN 90-5194-141-2; deel 3: 1450-1575, ISBN 90-5194-142-0; deel 4: 1575-1675, ISBN 90-5194-143-9; deel 5: 1675-1750: ISBN 90-5194-190-0; deel 6: 1750-… (verschijnt juni 2009).
Op de website van het KNMI is het weer in De Bilt te vinden voor een willekeurige dag tussen 1 januari 1901 en heden. Helaas nog niet voor de periode (en de streek) van het Memorieboek.

– Wetenswaardigheden uit de krant

Vader Egbert, meer dan zoon Harmen Otto, schreef graag wat hij in krant had gelezen. Eerst plaatst hij daarmee de gebeurtenissen in Steenderen (vooral het weer en de oogst) in een groter kader, later ligt het accent op faits divers.
Hij verwijst eerst naar de krant als “de nieuwspapieren” (bijv. op p.11), later is zijn voornaamste bron het Algemeen Handelsblad (voor het eerst genoemd in 1858 op p.120), het tegenwoordige NRC Handelsblad. Voorts de Zutphensche Courant (voor het eerst genoemd in 1863 op p.134) en de Arnhemsche Courant (voor het eerst genoemd in 1864 op p.186).
Waar heden ten dage de redactie met graphics een bepaald verschijnsel in ruimte en/of tijd kan weergegeven, gebruikte men toentertijd (tabellarische) opsommingen. Egbert las ze klaarblijkelijk met plezier (in de lange winteravonden zonder televisie) en nam ze over in zijn memorieboek. Twee voorbeelden uit 1858/1869 staan op p.123.
De optellingen e.d. zijn nagerekend en waar nodig van commentaar voorzien, daarbij een oproep van Egbert zelf volgend: “die dit niet geloven wil teld dan maar na” (p.91).
Aanvulling: In mei 2010 zijn verscheidene historische kranten, waaronder het Algemeen Handelsblad, bij de Koninklijke Bibliotheek online beschikbaar gekomen. In een aantal gevallen is gelukt na te lezen wat Egbert toen las. Voor bijvoorbeeld de bovenste tabel op p.82 is dan duidelijk dat de optellingen in de krant wel klopten, maar Egbert enkele cijfers verkeerd heeft overgenomen.

– Kerk

De schrijvers vermelden slechts terloops gegevens over Steenderen en Bronkhorst, wel over de inwijding van het orgel in 1807 (pp.99-100), de predikanten in de loop der jaren (p.97) en bovenal over de perikelen rond het beroepen van dominees (p.98 en p.103).
Toch was Egbert in 1822-1823 diaken en vanaf 1837 ouderling. (H. Addink, Aantekeningen van Oudheden van de Gemeente Steenderen en Bronkhorst 1034 tot 1838 en vervolgens (Transcriptie OTGB 1989), p.11 en p.6)

– Familiegegevens

Onder de kop “Tot Aandenkink” zijn op pp. 106 t/m 170a, 205 en 207 t/m 211 geboorten, huwelijken en overlijdens van familieleden geboekstaafd.
Op deze pagina's is later door kinderen en kleinkinderen regelmatig iets bijgeschreven, blijkens de datering en de afwijkende handschriften.
Het merendeel van de gegevens wijkt niet af van hetgeen men in de retroacta van de burgerlijke stand bij het Rijksarchief Gelderland te Arnhem –tegenwoordig Gelders Archief– kan vinden. In een incidenteel geval is dat wel zo. Daarvan is in de tekst van de transcriptie aantekening gemaakt.
De laatste aantekeningen van familiegegevens zijn van kleinzoon Hendrik Jan Wijers die in 1914 nog de kinderen uit zijn huwelijk met Daatje Derksen optekende (p.207).

Verwante boeken

Is een boek als dit uniek? Waarom heet het zo? Om met het laatste te beginnen: al in ... boekstaafden Vlaamse monniken hun wederwaardigheden in een Memorieboek. Andere aanduidingen zijn schrijfboek of dagboek. Dit laatste is een meer op de persoon gerichte vorm (denk aan het Dagboek van Anne Frank). Egbert en Harmen Otto tonen wel mededogen met slachtoffers van ziekte, oorlog en natuur in de aangetekende wederwaardigheden, maar beschrijven geen eigen gevoelens. Een verzuchting als “en dan nog boer te blijven heeft veel te zeggen” op p.5 is een uitzondering.

Van het ‘schrijfboek’ zijn in de genealogische literatuur meerdere voorkomens bekend:

Vragen en opmerkingen

Ik stel het op prijs als u mij attendeert op geconstateerde fouten. Ik houd mij aanbevolen voor aanvullingen. Dat kan per post aan: H.J.M. Wijers, Jan van Heelustraat 38, 5615 NE Eindhoven, of per e-mail aan: hjmwijers@hotmail.com

H.J.Michiel Wijers
Eindhoven, april 2000 (laatst herzien juni 2010)


terug naar startpagina